Software kwaliteit: een zure Apple
Iedereen wist 15 jaar geleden al dat je nooit direct nieuwe Windows-versies moest installeren. “Wacht op het eerste Service Pack”, was het devies. Of misschien zelfs tot het tweede. Ook als consument. Voor Apple-gebruikers gold dat iets minder. Maar de laatste jaren is de kwaliteit van software upgrades matig tot slecht. Zo ook weer dit jaar:
- iOS 13 werd bij release door alle reviewers neergezet als buggy. Niet voor niets verscheen iOS 13.1 al een paar dagen later.
- En nu blijkt in iOS 13.2 een nieuwe bug geïntroduceerd te zijn die ervoor zorgt dat apps heel snel uit het geheugen verdwijnen.
- macOS 10.15 Catalina kwam ook niet heel solide over, met o.a. een vervelende bug in Mail.app, de voor DJ-apps verdwenen integratie met de iTunes-bibliotheek van gebruikers, terwijl ook notarization vereist werd en ondersteuning voor 32-bit applicaties verdween.
Dus als je een iPhone, iPad of Mac hebt is snel upgraden naar nieuwe OS-versies ook niet meer aan te bevelen. Toch is 50% van alle iOS-gebruikers alweer geüpgraded.
Wat ik doe
Dat verschilt nog per platform:
- Op iOS was ik altijd een early adopter, die vaak al beta's gebruikte op mijn eigen telefoon. Maar op dag 1 upgraden doe ik nu eigenlijk niet meer. Op de nieuwste iPhones werkt de nieuwe iOS-versie meestal wel aardig, maar 2 tot 4 jaar oudere modellen functioneren pas weer echt goed vanaf de derde of vierde punt-update (13.3 of 13.4).
- Bij macOS ben ik tegenwoordig nog iets voorzichtiger dan vroeger bij Windows: ik wacht minimaal tot de eerste update met bugfixes (10.15.1 in dit geval), ga dan onderzoeken welke problemen er nog spelen bij voor mij essentiële apps (zoals die van Adobe), en waag de upgrade pas als er geen grote issues meer zijn.
Software upgrades, ze blijven tijdrovend en risicovol. Daar staan bugfixes, een veiliger OS en enkele nieuwe mogelijkheden tegenover. En daarom toch bijten we ons telkens weer door de zure Apple appel heen.
(Maar laten we het niet over de Macbook-hardware hebben…)